Het (demissionaire) kabinet is kritisch over het voorstel van de Europese Commissie om de EU-verordening voor ontbossingsvrije producten (EUDR) aan te passen. Volgens Den Haag biedt het voorstel “onvoldoende verlichting” voor bedrijven en creëert het juist extra onduidelijkheid, terwijl veel Nederlandse ondernemingen en toezichthouders al ver zijn met de voorbereidingen op de nieuwe regels.

De EUDR heeft als doel om ontbossing en bosdegradatie door Europese consumptie en productie te beperken. Producten zoals soja, palmolie, hout, cacao, koffie en rubber mogen straks alleen nog op de Europese markt komen als ze aantoonbaar ontbossingsvrij zijn geproduceerd.
Bedrijven moeten dat bewijzen via een informatiesysteem dat gekoppeld is aan geolocatiegegevens en leveranciersinformatie.
Met haar nieuwe voorstel wil de Europese Commissie de administratieve lasten verlagen, vooral voor micro- en kleine producenten (MSPO’s). Zo zouden zij gebruik kunnen maken van vereenvoudigde verklaringen en gedeeltelijke vrijstellingen.
Daarnaast hoeven handelaren in de keten niet langer uitgebreide zorgvuldigheidsverklaringen te bewaren, maar enkel nog referentienummers. Ook wordt de handhavingsdatum verschoven: voor de meeste bedrijven naar 30 juni 2026, en voor MSPO’s zelfs naar 30 december 2026. De datum waarvóór geen ontbossing meer mag hebben plaatsgevonden (31 december 2020) blijft ongewijzigd.
Het kabinet vindt dat het voorstel onvoldoende tegemoetkomt aan de zorgen van bedrijven. “De maatregelen zorgen voor onduidelijkheid en bieden te weinig verlichting,” stelt Den Haag in zijn appreciatie.
Nederlandse bedrijven hebben al fors geïnvesteerd in systemen en processen om te voldoen aan de huidige regels. Ook de NVWA heeft zich voorbereid op handhaving per 30 december 2025.
Om te voorkomen dat deze inspanningen verloren gaan of tot ongelijke concurrentie leiden, pleit het kabinet voor een gratieperiode van één jaar. In die periode zouden bedrijven nog niet beboet worden, maar wel schriftelijke waarschuwingen kunnen krijgen. Tegelijk wil Nederland samen met andere lidstaten en de Commissie werken aan verdere administratieve vereenvoudiging.
Een snelle wijziging van de Europese regels kan bovendien leiden tot juridische vertragingen, waarschuwt het kabinet. Het aanpassen van nationale wetgeving duurt naar schatting één tot anderhalf jaar, waardoor tijdelijk verschillen kunnen ontstaan tussen de Europese verordening en de Nederlandse uitvoeringswet.
Ook buiten de EU blijft de verlichting beperkt. Kleine producenten in ontwikkelingslanden moeten nog steeds uitgebreide traceerbaarheidsinformatie leveren. Nederland benadrukt daarom het belang van flankerend beleid, zoals het Team Europe Initiatief, om deze ondernemers te ondersteunen bij de naleving van de EUDR.
Volgens de planning moeten Commissie, Raad en Europees Parlement uiterlijk begin december overeenstemming bereiken over de aangepaste verordening. Het kabinet blijft inzetten op duidelijkheid, uitvoerbaarheid en evenwicht tussen de bescherming van bossen en de lasten voor bedrijven.
Nederland zal zich bij de stemming in Brussel onthouden, maar blijft wel actief pleiten voor een zorgvuldige overgangstijd.
