De Europese Unie staat aan de vooravond van belangrijke onderhandelingen over de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), een wet die bedrijven moet verplichten zorgvuldiger om te gaan met mensenrechten, klimaat en milieu in hun productieketens.
De CSDDD maakt deel uit van een groter pakket voorstellen van de Europese Commissie (het Omnibuspakket I), dat ook andere regels voor maatschappelijk verantwoord ondernemen bevat. Zowel de Raad van de EU (de lidstaten) als het Europees Parlement moeten het voorstel nog uitonderhandelen. Maar hun standpunten liggen voorlopig nog ver uit elkaar.
Op 23 juni 2025 hebben de EU-lidstaten hun positie bepaald. Zij willen dat de wet alleen gaat gelden voor zeer grote bedrijven, vanaf 5.000 werknemers en een omzet van minstens €1,5 miljard. Ook willen zij dat de zorgplicht vooral geldt voor de eigen activiteiten, dochterondernemingen en directe zakenpartners. Pas als er duidelijke risico’s of negatieve effecten zijn, zouden verplichtingen verder moeten gaan.
Daarnaast wil de Raad dat bedrijven pas vanaf 2028 aan de nieuwe regels hoeven te voldoen. Voor plannen om hun bedrijfsstrategie in lijn te brengen met de klimaatdoelen, stellen de lidstaten een lichtere verplichting voor, die bovendien pas na twee jaar ingaat.
Nederland steunde deze lijn, ondanks zorgen over het schrappen van klimaatplannen, omdat het kabinet inzet op een gelijke speelveld voor bedrijven en minder regeldruk.
In het Europees Parlement wordt nog volop gediscussieerd. De hoofdonderhandelaar, Jörgen Warborn (EVP, Zweden), wil de regels nog verder beperken: alleen bedrijven met meer dan 3.000 werknemers en €450 miljoen omzet zouden onder de wet vallen. Ook pleit hij ervoor de klimaatverplichting helemaal te schrappen.
Zijn voorstel krijgt gemengde reacties. Linkse en groene fracties vinden dat het voorstel te veel is afgezwakt, terwijl rechtse en conservatieve partijen meer steun uitspreken. De verwachting is dat het Parlement in november een definitief standpunt inneemt.
In Nederland sprak de Sociaal-Economische Raad (SER) eerder over deze richtlijn. Werkgevers en werknemersorganisaties verschillen van mening, waardoor er geen gezamenlijk advies ligt. Wel benadrukt de SER dat een combinatie van bindende regels en vrijwillige afspraken (zoals de IMVO-convenanten) de meeste kans biedt om écht verschil te maken in internationale productieketens.
De uiteindelijke onderhandelingen – de zogeheten triloog tussen Commissie, Raad en Parlement – starten waarschijnlijk in november. Pas daarna wordt duidelijk hoe streng en breed de nieuwe Europese duurzaamheidsregels echt zullen worden.