Na jaren van vele ambtelijke rapporten over de noodzaak zetten politieke partijen vereenvoudiging van regels en toeslagenstelsel nadrukkelijk op de agenda in hun verkiezingsprogramma’s. De vraag is alleen of de praktijk gaat veranderen, aangezien de grondoorzaken niet worden aangepakt en partijen slechts beperkt reflecteren op hun eigen rol in het ontstaan van complexe regelgeving. Ook gaan ze niet in op de pijnlijke keuzes die vereenvoudiging vereist.
Uit een analyse van de verkiezingsprogramma’s van VVD, PVV, BBB, JA21, NSC, GL-PVDA, D66, CU, CDA, SP blijkt het thema vereenvoudiging van wet- en regelgeving voor alle partijen belangrijk. Rechtse partijen benadrukken vooral het verminderen van regels en bureaucratie met focus op woningbouw en zorg. Partijen op links zijn vooral gericht op wet- en regelgeving eenvoudiger maken voor burgers. En middenpartijen focussen op uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving. Complexiteit is echter ontstaan doordat de politiek wetgeving gebruikt om de maatschappij tot in detail te regelen vanuit een maakbaarheidsgedachte. Denk aan amendementen op wetgeving om allerlei minimale koopkrachteffecten voor specifieke doelgroepen te repareren. Reflectie ontbreekt op de eigen rol. Zo komt uit de verkiezingsprogramma’s naar voren dat er eindelijk breed draagvlak is voor het vereenvoudigen van het toeslagenstelsel. Tegelijkertijd stellen meerdere partijen een nieuwe toeslag voor, namelijk de energietoeslag voor huishoudens met hoge energielasten. Precies waarom vereenvoudiging de afgelopen jaren niet is gelukt. Politiek houdt zich liever bezig met nieuw beleid dan met het opschonen van huidige wet- en regelgeving.
Vereenvoudiging van het toeslagenstelsel betekent dat sommige doelgroepen erop achteruitgaan. Die pijn komt niet naar voren in de verkiezingsprogramma’s. Dit zal besluitvorming over vereenvoudiging van het toeslagenstelsel na de verkiezingen bemoeilijken. Daar komt bij dat politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s weliswaar oproepen tot regelingen die uitgaan van vertrouwen, maar niet de onderliggende oorzaken adresseren. Namelijk de Haagse vooroordelen over burgers die gebruik maken van regelingen. Een van de hardnekkigste vooroordelen is ‘ze kunnen wel, maar willen niet’. Willen is echter niet het probleem. Burgers in een kwetsbare situatie hebben gewoonweg niet de vaardigheden en het netwerk om eruit te komen. Bovendien heeft de politiek het door de complexiteit heel moeilijk gemaakt om de afhankelijkheid van regelingen af te bouwen. Met als gevolg dat veel burgers verstrikt zijn geraakt in het sociale vangnet van de overheid. Een grote groep is zelfs afgehaakt, en wantrouwt nu de overheid. Zij maken geen gebruik van beschikbare regelingen, omdat ze liever leven onder het bestaansminimum dan afhankelijk te zijn van de overheid.
Omgekeerd heerst eenzelfde vooroordeel over de overheid: ‘ze kunnen wel maar willen niet. Ze zijn alleen bezig met hun eigen belangen en ideologieën’. Ook dat klopt niet. In de verkiezingsprogramma’s worden vanuit goede intenties allerlei regelingen voorgesteld om burgers te helpen. De overheid blijkt echter onvoldoende in staat om daadwerkelijk te vereenvoudigen en vanuit vertrouwen wetgeving op te stellen. Het is hoog tijd dat Den Haag dit gaat erkennen, van houding verandert en meer luistert. En niet alleen doet wat de politiek vanuit eigen perspectief goed acht voor de ander.
Wat is dan nodig om die goede intenties voor vereenvoudiging straks in de praktijk daadwerkelijk te realiseren? Drie adviezen om na de verkiezingen mee aan de slag te gaan:
Lees hier de blog op de website van Berenschot