Het Huis voor Klokkenluiders vraagt informateur Sybrand van Haersma Buma en de formerende partijen om snel een aanvullende wetswijziging door te voeren, zodat het Huis daadwerkelijk toezicht kan houden op de naleving van de Wet bescherming klokkenluiders (Wbk) én sancties kan opleggen bij benadeling van melders. Zonder die stap blijft er volgens het Huis feitelijk straffeloosheid bestaan voor werkgevers die de wet overtreden en blijft de bescherming van klokkenluiders in Nederland “nog niet” af.

De brief opent met verwijzingen naar recente maatschappelijke misstanden, zoals de toeslagenaffaire, de defecte Babboe‑bakfietsen en structureel grensoverschrijdend gedrag in sectoren, die vaak pas door klokkenluiders zichtbaar werden. Het Huis benadrukt dat melders handelen in het algemeen belang, maar in de praktijk nog altijd grote risico’s lopen, zoals ontslag, overplaatsing of het niet verlengen van tijdelijke contracten na een melding.
Volgens het Huis is bescherming van klokkenluiders “het sluitstuk van de rechtsbescherming binnen een democratische rechtsstaat”, met plichten voor werkgevers en een verbod op benadeling dat ook in EU‑richtlijn 2019/1937 is verankerd. Tegelijkertijd signaleert de organisatie dat in andere Europese landen klokkenluidersautoriteiten worden verzwakt of opgeheven, terwijl Nederland met een zelfstandig Huis formeel beter is gepositioneerd maar de praktijk nog achterloopt.
Met de inwerkingtreding van de Wet bescherming klokkenluiders op 18 februari 2023 zijn de regels rond melden van misstanden en bescherming van melders aangescherpt en is de oude Wet Huis voor klokkenluiders gewijzigd. Via het in 2022 aangenomen amendement‑Leijten zijn de artikelen 3a lid 3 onder e en 17i aan de Wbk toegevoegd, die het Huis formeel een toezicht‑ en sanctietaak toekennen, inclusief bevoegdheden om te handhaven.
Belangrijk is dat deze bepalingen nog niet of slechts gedeeltelijk in werking zijn getreden omdat de benodigde uitwerking in regelgeving en de inrichting van toezicht en handhaving ontbreken. Een juridisch vooronderzoek in opdracht van het ministerie concludeerde bovendien dat de huidige formulering van de toezicht‑ en sanctiebepalingen aanpassing vergt om juridisch houdbaar te zijn, wat een wetswijziging noodzakelijk maakt.
In de brief stelt het Huis dat zonder aanvullende regelgeving en wetswijziging er “geen consequenties zijn verbonden aan het niet naleven van de Wbk”, waardoor het beoogde beschermingsregime voor klokkenluiders incompleet blijft. Het Huis zegt bereid te zijn deze rol te vervullen, mits het wordt uitgerust met voldoende bevoegdheden, menskracht en middelen om toezicht en sancties in de praktijk uit te voeren.
De demissionaire minister van Binnenlandse Zaken heeft eerder aangegeven te willen starten met het toedelen van enkele toezicht‑ en handhavingstaken aan het Huis, maar liet sanctionering van het verbod op benadeling expliciet buiten beschouwing. Juist dat punt noemt het Huis “het sluitstuk” van klokkenluidersbescherming: zonder sanctiebevoegdheid bij represailles tegen melders blijft de juridische last vooral bij de individuele werknemer liggen.
De kernboodschap aan informateur Van Haersma Buma en de onderhandelende partijen is concreet: leg in deze formatie de “laatste hand” aan de aanvullende wetswijziging van de Wbk, zodat het Huis toezicht kan houden op de wettelijke plichten van werkgevers én kan sanctioneren bij overtreding van het benadelingsverbod. Daarmee zouden toekomstige kabinet en Kamer volgens het Huis zorgen voor een effectief uitvoerbare wet én het ontbrekende stukje rechtsbescherming realiseren dat nodig is om melden van misstanden maatschappelijk veilig te maken.
