Vijandige uitspraken van invloedrijke personen over andere personen of groepen kunnen indirect aanzetten tot geweld. Vooral als deze via (sociale) media breed worden verspreid en versterkt. Dat wordt door sommigen ook wel stochastisch terrorisme genoemd. Een voorbeeld daarvan in Nederland is de bedreiging van voormalig minister Sigrid Kaag. Meer inzicht in de exacte werking van dit fenomeen kan leiden tot meer bewustzijn bij het brede publiek. En mogelijk tot het versterken van een moreel verantwoordelijkheidsgevoel bij zenders van deze vijandige uitspraken.
RAND Europe deed in opdracht van het WODC onderzoek naar stochastisch terrorisme. Doel was het definiëren van het concept, meer inzicht in het fenomeen verkrijgen en het verkennen van mogelijkheden voor de overheid om iets met die inzichten te doen. Vanwege groeiende zorgen over online radicalisering, extremisme en terrorisme onderzoeken overheden hoe de aanpak ervan kan worden versterkt.
Afbakening van fenomeen
Er worden verschillende definities van het begrip stochastisch terrorisme gehanteerd. Wel worden over het algemeen drie elementen benoemd. Het gaat om een invloedrijke zender die vijandige, denigrerende of dehumaniserende – soms verhulde of dubbelzinnige – uitingen doet, zonder expliciet op te roepen tot haat of geweld. Deze uitingen worden breed verspreid via sociale media en vaak ook nieuwsmedia. Door interactie tussen (sociale) mediaconsumenten worden de uitingen uitvergroot en aangepast. Dat leidt tot een andere interpretatie of versterking van de boodschap en kan iemand opzwepen om over te gaan tot fysiek geweld.
De onderzoekers concluderen dat de term “stochastisch terrorisme” problematisch is, omdat het al snel alle zenders die gebruikmaken van hun vrijheid van meningsuiting criminaliseert. Niet alleen degenen die daadwerkelijk oneigenlijke (criminele) bedoelingen hebben, maar ook degenen die dat niet hebben. Daarmee wordt de aandacht weggenomen van de rol die (sociale) media spelen in het opzwepen van een mogelijke dader.
Inzichten in het fenomeen
Een aantal mechanismen is zichtbaar bij dit fenomeen dat wordt aangeduid met stochastisch terrorisme. Zenders van haatdragende boodschappen met veel politieke of sociale invloed kunnen haat tegen groepen of personen normaliseren. Subtiele uitingen, vaak verhuld met impliciet taalgebruik en symboliek, kunnen moreel verwerpelijk zijn, maar ze zijn vaak juridisch gezien niet verboden. Het onderzoek laat zien dat daarbij het grote bereik van sociale media een enorme aanjager kan zijn.
Het onderzochte fenomeen heeft veel kanten, concluderen de onderzoekers. Het is daarom moeilijk aan te tonen in hoeverre de boodschap van een invloedrijk persoon ontvangers beïnvloedt en leidt tot actie of zelfs tot fysiek geweld. Er kunnen ook allerlei andere verklaringen zijn voor het geweld, zoals de achtergrond van de dader en de omstandigheden. Ook kunnen er meerdere zenders en discussies zijn die een rol spelen bij een (gewelddadig) incident. Het is bovendien lastig om aan te tonen wie als aanjager heeft opgetreden.
Wel is duidelijk dat het enorme bereik van sociale media en de intensieve interactie tussen gebruikers een factor is in het uitvergroten en verdraaien van een ogenschijnlijk impliciete boodschap naar potentieel expliciet haatzaaien en oproepen tot geweld tegen groepen of individuen. Daarmee is dit fenomeen niet nieuw, maar is het risico ervan in de afgelopen jaren toegenomen door de alomtegenwoordige sociale en massamedia.
Wat kan de overheid doen?
De juridische mogelijkheden om op te treden tegen dergelijke aanjagende of vijandige uitspraken zijn beperkt. Vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel recht. Wel kan er worden opgetreden wanneer deze uitspraken op sociale media worden verdraaid tot expliciete opruiing of haatzaaien. Bovendien kunnen de inzichten uit dit onderzoek nuttig zijn om het algemeen bewustzijn te vergroten. Met name over vormen van radicalisering die niet eenvoudig zijn te herleiden tot specifieke organisaties of terroristische groeperingen die bewust aansturen op geweld. Ook kunnen de onderzoeksbevindingen blootleggen hoe de dynamiek tussen zender, (sociale) media en ontvangers kan leiden tot geweld, als direct of indirect gevolg van de online interactie.
Meer inzicht over hoe dit fenomeen werkt, kan bijdragen aan het creëren/vergroten van de morele verantwoordelijkheid bij zenders en het kan ontvangers bewuster maken van de delicate scheidslijn tussen de vrijheid van meningsuiting en opruiing of haatzaaien.