Nederlandse bedrijven die zakendoen in het buitenland zijn verplicht om rekening te houden met mensenrechten, arbeidsomstandigheden en het milieu. Dat staat vastgelegd in Europese wetgeving. Maar welke regels gelden er precies? En waarom komt er ook een Nederlandse wet? We leggen het uit.
In Nederland verdienen we ongeveer een derde van onze inkomsten in het buitenland. Hiervan zien we de voordelen ook terug in onze werkgelegenheid, salarissen en voorzieningen, zoals het onderwijs en de zorg. Maar internationale handel brengt ook risico’s met zich mee. Een Nederlands bedrijf kan bijvoorbeeld onbewust bijdragen aan vervuiling, kinderarbeid of uitbuiting. Daarom verplichten Europese wetten bedrijven om internationaal maatschappelijk verantwoord te ondernemen.
OESO-richtlijnen
Bij maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) staat
gepaste zorgvuldigheid centraal. Dit betekent dat bedrijven rekening houden met de risico’s voor mens en milieu. Dit concept komt voort uit richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Hierin staat vastgelegd dat van bedrijven wordt verwacht dat ze:
Mensenrechten respecteren;
Kinderarbeid en gedwongen werk tegengaan;
Zorgen voor goede werkomstandigheden, veiligheid en gezondheid van medewerkers;
Negatieve gevolgen voor het milieu voorkomen, zoals vervuiling en uitstoot van CO2;
Corruptie en fraude bestrijden.
Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD)
Sinds 25 juli 2024 is de
Corporate Sustainability Due Diligence Directive van kracht. Deze Europese wet verplicht grote bedrijven om gepaste zorgvuldigheid
(due diligence) toe te passen. Dit betekent dat bedrijven rekening moeten houden met de impact die zij hebben op mens en milieu. Ook moeten bedrijven een plan hebben om klimaatverandering tegen te gaan. Vanaf juli 2027 gaan deze regels gelden voor de grootste bedrijven.
De wet verplicht grote bedrijven niet alleen om naar hun eigen activiteiten te kijken, maar de gehele waardeketen te onderzoeken. Van grondstof tot aan de afnemer. Bedrijven moeten eventuele negatieve gevolgen, zoals vervuiling en slechte werkomstandigheden, in kaart brengen en zoveel mogelijk verminderen of stoppen.
Een voorbeeld: van katoenplant tot T-shirt. Een Nederlands bedrijf verkoopt T-shirts. De shirts worden op bestelling in een fabriek in Oost-Europa gemaakt. De stof komt bij een leverancier in India vandaan die zijn katoen bij een lokale boer koopt. De CSDDD verplicht het Nederlandse bedrijf om te onderzoeken of er ergens in de keten schade aan mens of milieu wordt aangebracht. Het bedrijf moet vooral onderzoek doen naar de plekken in de keten, waar de risico’s het meest waarschijnlijk zijn.
Voor welke bedrijven geldt de CSDDD?
De wet geldt voor bedrijven die:
In de Europese Unie (EU) zijn gevestigd, jaarlijks wereldwijd meer dan €450 miljoen netto omzet hebben en meer dan duizend medewerkers hebben;
Niet in de Europese Unie zijn gevestigd, maar jaarlijks wel meer dan €450 miljoen netto in de EU omzetten.
De richtlijn geldt niet voor kleine en middelgrote bedrijven (mkb). Maar ook kleinere bedrijven kunnen indirect met de wet te maken krijgen. Bijvoorbeeld omdat grote bedrijven bij hen inkopen.
De Europese wet geldt dus niet alleen voor grote bedrijven in Europa, maar ook voor bedrijven die hun producten op de Europese markt willen verkopen. Dat zorgt voor eerlijkere concurrentie. Want de regels zijn gelijk voor iedereen: een
gelijk speelveld.
Nationale wet
Nu de CSDDD officieel is ingevoerd, zijn Europese landen verplicht om de wet binnen twee jaar om te zetten naar nationale wetgeving. Nederland voegt hierbij geen extra voorwaarden toe, maar kiest ervoor om alleen de regels over te nemen die al vaststaan in de Europese wet. Zo wil Nederland de lasten voor het bedrijfsleven zoveel mogelijk beperken. De
Autoriteit Consument en Markt wordt aangewezen als toezichthouder. Deze gaat controleren of Nederlandse bedrijven zich aan de regels houden.
Via de internetconsultatie kan je tot 29 december 2024 reageren op het wetsvoorstel Internationaal Verantwoord Ondernemen.
Anti-dwangarbeidverordening
Sinds 13 december 2024 is ook de Europese anti-dwangarbeidverordening van kracht. Deze wet verbiedt bedrijven om producten die met dwangarbeid zijn gemaakt in Europa te verkopen of te exporteren naar landen buiten Europa. Het verbod geldt voor alle producten, bedrijven en sectoren. De wet geldt dus niet voor diensten.
Lees meer op de website van de EU.
Vanaf 13 december 2027 wordt de wet voor alle Europese bedrijven van toepassing. Bedrijven hebben drie jaar de tijd om zich voor te bereiden.
Andere wetten en regels over MVO
De CSDDD en anti-dwangarbeidverordening zijn niet de enige Europese wetten en regels over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zo zijn er ook de:
Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD): De Corporate Sustainability Reporting Directive verplicht grote bedrijven om verslag uit te brengen over onder andere duurzaamheid. Bedrijven moeten bijvoorbeeld rapporteren over hoe zij omgaan met biodiversiteit, CO2-uitstoot en mensenrechten.
Ontbossingsverordening (EUDR): In de ontbossingsverordening staat vastgelegd dat bedrijven geen producten die voor ontbossing hebben gezorgd in de EU mogen verkopen, importeren of exporteren. De toepassing van de regels wordt waarschijnlijk met één jaar uitgesteld tot 30 december 2025. Het Europees Parlement stemt hierover op 17 december 2024.
Conflictmineralenverordening: De conflictmineralenverordening geldt voor bedrijven die grote hoeveelheden mineralen (tin, tantaal, wolfraam of goud) importeren. Deze bedrijven zijn verplicht om risico’s in kaart te brengen en controles uit te laten voeren
Batterijverordening: In de batterijverordening staan duurzaamheidregels voor batterijen vastgelegd. Dit gaat om regels die moeten zorgen voor een veiligere, circulaire en duurzame waardeketen voor batterijen.